• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 1 juli 2021

Hutspot blijft lekker!

Verhuizen naar de andere kant van de wereld, sommige mensen moeten er niet aan denken. Anderen zien het als een mooi avontuur.

Rianne de Borst wist al snel nadat ze haar man leerde kennen dat hij bij de tweede categorie hoorde. Gelukkig had Rianne daar geen problemen mee: ‘Het maakt mij niet uit waar ik woon. Als we met elkaar zijn, dan is het goed’. Hun kinderen waren nog klein, de jongste niet geboren, toen ze rond gingen kijken waar ze zich wilden gaan vestigen. Spanje hebben ze bekeken, maar dat viel al snel af; de kerk en cultuur zijn daar zo anders dat ze zich er niet thuis voelden. Een oriëntatiereis naar Canada gaf de doorslag, dat land trok hen beiden aan. Vooral de omgeving van Alberta, het bergachtige gebied dat wel wat weg heeft van het Wilde Westen.

Hoewel het uitzoeken van een land om naartoe te verhuizen een groot deel van de voorbereiding was, duurde het nog bijna vier jaar tot alle formaliteiten geregeld waren. Rianne: ‘In het begin was alles natuurlijk ontzettend spannend, een uitdaging. Na een paar jaar begonnen steeds meer mensen ons te vragen of het wel doorging. En al die jaren wist je eigenlijk niets. Misschien was dat nog wel lastiger dan alles achter te laten’.

Vrijheid

Een neef van haar man woonde in het gebied waar Rianne en Gijs ook naartoe wilden. Toen hij een keer in Nederland was, kwam hij bij hen op bezoek. Net als een heleboel Canadezen had hij een ‘mobile home’ in de achtertuin staan, daar konden zij in wonen als ze naar Canada zouden verhuizen. Zo konden ze in alle rust op zoek naar een huis. Rianne: ‘Als je hier eenmaal binnenkomt en mensen weten dat je op zoek bent naar een huis, dan doet de tamtam zijn werk. Binnen een maand konden we een huis huren. Na een paar jaar kochten we een stuk land met een heel oud huis erop, gooiden het huis plat en bouwden een huis helemaal naar onze zin. In Canada zijn er geen regels, je mag bouwen wat je mooi vindt. Bovendien heb je hier echt de ruimte’.

Moeilijk

Alles ging heel voorspoedig. Toch kreeg Rianne het, nadat ze een jaar in Canada woonde, moeilijk. ‘Dat eerste jaar is elke ervaring nieuw, leuk en spannend. Na een jaar realiseerde ik me: ‘Ik zit hier en ik blíjf hier. Dit is het dus’. In die periode heb ik mezelf leren kennen. In Nederland had ik alles om me heen: familie en vrienden. Hier ontdekte ik dat ik verlegen was, dat had ik nooit eerder gemerkt. Ik vond het moeilijk om vriendinnen te zoeken. In Nederland ben je opgegroeid met je vriendinnen, daar ben je helemaal vertrouwd mee. Voor mijn gevoel moest ik me er hier bij een vriendengroep ‘tussen wringen’. Terwijl iedereen zei: ‘Als we met tien vriendinnen zijn, kan een elfde vriendin er ook nog wel bij’.
Wat niet hielp, was dat de kinderen ’s morgens al om kwart voor acht door de schoolbus werden opgehaald en pas om half vijf thuis werden gebracht. Contacten bij school kreeg je zo niet en door de lange schooldagen gingen de kinderen niet bij iemand spelen. Daarnaast was er alleen op zondag kerk, de rest van de week zag je elkaar niet.’ Deze moeilijke periode had invloed op Riannes geloof: ‘Ik was een beetje boos, bitter. Gelukkig hebben we een heel fijne gemeente’.

Wat gemeentezijn in Canada betekent, ontdekte Rianne nadat ze drie jaar geleden een ongeval kreeg. Rianne: ‘Bijna twee maanden kon ik niets doen, maar elke dag stond er eten voor ons klaar. Alle gemeenteleden hielpen mee. Ons huis werd gestofzuigd en als er iemand koffie kwam drinken, werd er meteen even geholpen met de was’. Zo staan de gemeenteleden elkaar ook bij als er een baby is geboren of als er iemand is overleden.

Wat helpt?

Uiteindelijk ging Rianne zich thuis voelen in Canada: ‘Na een poosje kwam ik bij het bedrijf van een vriend van ons, die reclamestickers op auto’s plakt. Hij had twee schoonmaaksters in dienst die al weken niet waren komen opdagen. Dat is de mentaliteit hier: heb je geen zin om te werken, dan laat je het afweten. Toen ben ik het schoonmaakwerk gaan doen. Na een poosje vroeg hij of ik ook wilde helpen met stickers plakken. Dat had ik sinds de kleuterschool niet meer gedaan, maar het bleek zo goed te gaan dat ik er meteen een tweede baan bij had. Deze baan zou ik zelf nooit hebben gezocht, ik wist niet dat ik dit kon. In Nederland werkte ik bij mijn vader in de kas. Hier in de buurt heb je seizoenswerk dat er wel wat op lijkt; voorjaarsplantjes en groentezaden voor in de groentetuin kweken. Dat leek me wel wat, weer lekker met mijn handen in de grond en met plantjes werken. Hoewel ik het best graag wilde doen, leek het me moeilijk om te solliciteren in het Engels. Omdat hier zoveel Nederlanders wonen, spreek ik nog altijd vaak Nederlands. De kinderen leerden het Engels heel snel. In het begin spraken ze in huis Nederlands, maar kwamen hun voeten over de drempel, dan gingen ze over op Engels. Daarna spraken ze thuis Engels en Nederlands door elkaar. Dat gaf soms wel wat verwarring. Eén van de kinderen kwam eens naar me toe rennen en zei: ‘Er is een grote mes in Noa’s kamer’. ‘Hoe komt ze daaraan?’, vroeg ik, ‘en waar ligt dat mes?’ Ik verwachtte een groot keukenmes te vinden, mijn dochter bedoelde de rommel (mess) in haar kamer’.

Naast de kerk en het vinden van werk, zijn vriendinnen ook erg belangrijk geweest bij het wennen in Canada. Rianne: ‘Ik heb een vriendin, bij wie ik altijd terecht kan. Ik kan met haar lachen, ik kan met haar huilen en ze luistert als ik haar vertel waar ik mee zit. Als ik met haar heb gepraat, dan heb ik weer energie. Praten is echt ontzettend belangrijk. En luisteren naar advies. Soms dacht ik bij mezelf: ‘Jullie hebben makkelijk praten, jullie weten niet wat ik voel’. Als je zo blijft denken, verandert er niets. Je moet je gedachten omdraaien en bedenken dat die ander voor je klaarstaat en je wil helpen’.

(Tekst gaat verder onder foto)

Preektaal

In de beginperiode probeerde Rianne het nieuws uit Nederland bij te houden. Ze luisterde naar kerkdiensten uit haar oude gemeente en bleef zo ook op de hoogte van lief en leed. In de coronaperiode luisterden ze soms weer naar Nederlandse diensten, maar haar kinderen vonden het ondertussen lastig om het te volgen. Zoals het in het begin voor Rianne lastig was om de Engelse preektaal te begrijpen (iemand vertelde haar dat het tien jaar duurt voor je een preek in een andere taal helemaal begrijpt) is het voor haar kinderen nu lastig om de Nederlandse preektaal te verstaan.

Wat Rianne mist uit Nederland is zomaar even te kunnen shoppen: ‘Als ik hier wil winkelen, moet ik twee uur rijden voor ik in een grote stad ben. Daar trek ik soms een dag voor uit’. Ook mist ze de Nederlandse humor en gezelligheid. Rianne: ‘Het is lastig uit te leggen, maar Nederlandse humor is gewoon veel leuker dan de Canadese. Verjaardagen en feestjes worden hier niet vaak gevierd, je hebt dus weinig ‘verplichtingen’. Hoewel dat in het begin best rustig was, ik kom uit een grote familie en had dus vaak een verjaardag, mis ik het soms wél. Nu je je familie en vrienden een poos niet hebt gezien, zou je graag weer op een verjaardag zitten’.

Terug naar Nederland?

Er zijn verschillende dingen waaraan Rianne heeft moeten wennen in Canada: ‘Boodschappen doen was in het begin echt lastig. Soms zie ik nog steeds potjes en zakjes in de winkel waarvan ik me afvraag wat ik ermee moet. We eten best vaak Nederlands; hutspot staat hier bijvoorbeeld regelmatig op tafel. En wat geef je je kind mee naar school? Toen we hier een poosje woonden, heb ik de kinderen mee naar de winkel genomen. ‘Zoek maar op wat de andere kinderen mee naar school nemen, dan kopen wij dat ook’, heb ik tegen hen gezegd.
Canadezen zijn over het algemeen erg gemakkelijk. Als je voor de zesde keer op een dag je gras maait, zullen ze niet zeggen: ‘Dat heb je toch al vijf keer gedaan?’ Als ze geen zin hebben om zich aan te kleden, gaan ze gerust in hun pyjama naar de winkel. Kom je om tien uur ’s morgens op de koffie bij een vriendin, staan er soms nog drie gevulde wasmanden in de kamer en staat de afwas van de vorige avond op de aanrecht. Pas kwam er een vriendin bij me langs terwijl ik nog niet had gestofzuigd. ‘Maak je niet druk’, zei ze, ‘ik kom voor jou, niet voor je vloer of om naar je huis te kijken.’
Voor kinderen is hier wat minder te doen, dat was ook wennen. Je kunt niet even naar een speeltuin, pretpark of dierentuin. Aan de andere kant blijven vrienden die op zaterdagmiddag koffie komen drinken heel makkelijk even mee-eten. We zitten een klein uurtje van de bergen vandaan, soms pakken we wat spullen in en gaan, als gezin of samen met vrienden, de bergen in.
Gisteren vroeg een vriendin of ik terug zou willen naar Nederland. Ik denk dat het niet meer zou wennen. Nederland is zo druk. Bovendien: als ik nu naar buiten kijk, zie ik besneeuwde bergen tegen de achtergrond van een strakblauwe lucht. Alleen daarom zou je toch al hier willen blijven!’

Dit artikel is verschenen in ‘De Hervormde Vrouw’. Meer weten? Kijk hier.